Heel Bijzonder
In November 1945 werd op het Ministerie van Justitie het Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging (DGBR) ingesteld met het doel diegenen te berechten, die zich gedurende de Tweede Wereldoorlog mogelijkerwijs schuldig hadden gemaakt aan ernstige misdrijven. Daartoe behoorden collaboratie, hoog- en landverraad, oorlogsmisdaden maar ook bestuurders die de nationaalsocialistische beginselen onderschreven, de NSB-top, mensenjagers, politiefunctionarissen en verraders. In de loop der tijd werden ongeveer 14.000 vonnissen gewezen.
Deze dossiers waren geheim – en zijn het tot de dag van vandaag om nooit uitgesproken redenen gebleven.
Onder ons leven nog mensen die persoonlijk zeer geleden hebben en nog lijden. Ieder jaar rond 4 mei herdenken wij de doden. Dat moeten we blijven doen tot in lengte van dagen want ook het verdriet zal ons blijven begeleiden tot in lengte van dagen.
Een van onze joodse dorpsgenoten werd gescheiden van zijn ouders en bracht de oorlog door in de onderduik. Op enig moment werd zijn ondergedoken vader verraden, opgepakt en vermoord. Alleen bij het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) is de naam van die verrader bekend, maar die is geheim. Waarom?
Wie moet er 75 jaar na het einde van de oorlog nog beschermd worden tegen dit vaderloze jongetje, inmiddels een oudere man die er nog mee zit? Welk van “Ons Soort Mensen” is nog bang dat zijn familienaam wordt bezoedeld? En weegt dat op tegen het leed van dat jongetje?
Met enkele weinige (bewonderenswaardige) uitzonderingen heeft het Nederlandse volk mak en bang toegezien op, of zelfs meegewerkt aan de dood van vrijwel de hele joodse gemeenschap, meer dan 100.000 mensen. Onze minister-president heeft er onlangs excuses voor aangeboden. Die excuses zijn betekenisloos zolang de archieven van de Bijzondere Rechtspleging gesloten blijven.