Ministers bezorgen parlementaire geschiedschrijvers lastig probleem

Parlementaire geschiedschrijvers lijken een heel vervelend probleem te hebben. Kunnen ze nog wel vertrouwen op de juistheid van de notulen van de ministerraad?

Het kabinet Rutte-3 voor het eerst bijeen op 26 oktober 2017. Vooraan links premier Rutte, rechts minister Hoekstra. Op de achtergrond precies tussen de ramen minister Koolmees. (Foto Ministerie van Algemene Zaken/Valerie Kuypers)

Die conclusie dringt zich op bij nadere overdenking van het lange debat van de Tweede Kamer met het kabinet dat duurde tot na half drie in de nacht van donderdag 29 op vrijdag 30 april 2021. Onderwerp van het geredetwist: de notulen van de ministerraad over de kindertoeslagaffaire.

Nee, dit is geen specifiek Wijdemeers onderwerp. Maar inwoners van Wijdemeren hebben met deze kwestie net zoveel te maken als de rest van Nederland. En om ook maar meteen te verklaren waarom ik er pas nu over begin: ten tijde van dat Kamerdebat was ik wel vrije dagen aan het opnemen, maar was ik nog in dienst van Mediahuis Nederland/De Gooi- en Eemlander. Destijds hierover publiceren op Rading Nul zou dus dingen lelijk door elkaar laten lopen. Dat leek me geen goed idee. Bovendien: pas een poosje na dat intrigerende Kamerdebat bedacht ik dat er een probleem is voor historici. Maar nu vlug naar de kwestie zelf.

Unicum

Het was een unicum dat het kabinet op maandag 26 april al binnen twee jaar 37 pagina’s aan passages over de kindertoeslagaffaire openbaarde uit notulen van de ministerraad. De regel is dat zulke notulen pas na 25 jaar openbaar worden, al krijgen historici – onder voorwaarden – soms al vijf jaar eerder een kijkje in de keuken. De recent gepubliceerde passages komen uit de notulen van de vergaderingen van de ministerraad van 10 mei tot en met 4 december 2019.

Het gaat me er nu niet om een politiek oordeel te vellen over het Kamerdebat. Daartoe zijn de lezers van Rading Nul heel goed zelf in staat. Wel gaat het om het probleem dat het debat lijkt te hebben blootgelegd voor onderzoekers van de parlementaire geschiedenis. Daarmee is het tevens een probleem voor de lezers van de artikelen en boeken van die onderzoekers – en onder die lezers zullen vast ook inwoners van de gemeente Wijdemeren zijn.

Brisant

In de ministerraadsnotulen over de kindertoeslagaffaire staat onder meer dat bewindslieden spraken over kritische Kamerleden, met, het is al veel besproken, als brisantste vermelding dat CDA-ministers Hugo de Jonge en Wopke Hoekstra trachtten hun partijgenoot Pieter Omtzigt te ‘sensibiliseren’. Ook is in de notulen sprake van ‘precedentwerking’ als mogelijk probleem. Voorts komt ter sprake welke informatie wel en welke niet aan de Kamer kan worden gegeven. Dat laatste in het licht van de in de Grondwet (artikel 68) vastgelegde informatieplicht.

Muilkorven

Voor in elk geval de oppositie in de Kamer was het wel duidelijk. Het kabinet trachtte kritische Kamerleden te muilkorven. Om de boel in te perken (pas op voor ‘precedentwerking’!) is slachtoffers van de toeslagaffaire nog meer leed berokkend. En op grond van politieke motieven is de informatieverstrekking aan de Kamer beperkt.

Nu speelden uiteraard  politieke motieven bij de oppositie (mede) een rol om de zaken scherp te stellen. Maar ook menig neutraal lezer van de notulen kan zomaar vergelijkbare conclusies hebben getrokken en wel op drie punten. Ten eerste: bepaalde Kamerleden zijn bewerkt om zich te matigen. Twee: bepaalde stappen in de toeslagaffaire zijn niet gezet vanwege gevreesde gevolgen (precedentwerking). Drie: het kan goed zijn dat de wens om moeilijkheden te vermijden ertoe leidde dat het kabinet de informatieverstrekking aan de Kamer beperkte.

Bewindslieden schetsen heel ander beeld
Sigrid Kaag. (Foto Wikipedia)

Vanuit het zogenoemde vak K werd op 29/30 april een heel ander beeld geschilderd. Premier Mark Rutte (VVD) betoogde onder meer dat van politieke motieven om informatie achter te houden geen sprake is geweest. Minister Sigrid Kaag (D66) onderschreef dat. Voorts wees Kaag op de ‘juiste intenties’ van het kabinet.

Wouter Koolmees. (Foto Wikipedia)

Minister Wouter Koolmees (D66) zei dat er geen Kamerleden zijn aangesproken om zich te matigen. Ook verklaarde hij dat precedentwerking niet om verkeerde redenen is besproken, maar met de bedoeling meer gedupeerden van de toeslagenaffaire te helpen. Minister Wopke Hoekstra (CDA) stelde dat de pogingen om Omtzigt te sensibiliseren slechts inhielden dat hem is uitgelegd welke moeilijkheden staatssecretaris Menno Snel (D66) in 2019 had. ‘Sensibiliseren’, aldus Hoekstra, betekent dus allen maar Omtzigt gevoelig (sensibel) maken voor die problemen.

Ziedaar dus het probleem. In de notulen van de ministerraad kunnen historici zomaar andere dingen lezen dan er volgens Rutte, Hoekstra, Kaag en Koolmees in moeten worden gelezen. Dat roept prangende vragen op. Ziet de historicus wel wat hij ziet? Het doet nogal denken aan het beroemde schilderij ‘Ceci n’est pas une pipe’ (Dit is geen pijp) van de Belgische surrealist René Magritte (1898-1967).

(Foto Wikipedia)
Flodderwerk?

De meest voor de hand liggende vraag is of de notulen wel deugen of dat misschien de secretaris van de ministerraad flodderwerk heeft afgeleverd. Die laatste mogelijkheid kan worden uitgesloten. Het gaat hier immers om door de ministerraad goedgekeurde notulen.

Volgende vraag: kunnen historici wel vertrouwen op de juistheid van  notulen? Wat betreft de recent vrijgegeven passages zal dat gelukkig wel meevallen. Dankzij het Kamerdebat hebben geschiedschrijvers over deze passages immers dubbele gegevens: de notulen zelf en de uitleg die bewindslieden eraan geven. Daarvan kunnen parlementaire historici vast wel iets moois maken.

Andere notulen

Het ernstigst is echter de vraag hoe het dan zit met andere (delen van) notulen van de ministerraad – opgemaakt voor, in en na 2019. Zijn die documenten dan wél materiaal waarop onderzoekers mogen vertrouwen of doen ze de werkelijkheid evenmin recht – naar zeggen van het kabinet althans – als de nu geopenbaarde passages?

Wie denkt dat bewindslieden op 29/30 april 2021 tegenover de Kamer een loopje namen met de waarheid zal de notulen betrouwbaar achten. Maar wie meent dat Rutte en andere ministers op 29/30 april 2021 de waarheid spraken, kan notulen van de ministerraad niet meer onbevangen beschouwen als weergave van de werkelijkheid.

Pikant

Alles overziend valt daarom moeilijk aan de conclusie te ontkomen dat Rutte en de zijnen de parlementaire geschiedschrijving geen plezier hebben gedaan. Dat is des te pikanter daar Rutte zelf in 1992 in Leiden is afgestudeerd als historicus.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.