Het rapport van het bureau Necker van Naem heeft al veel discussie opgeroepen .Ook op deze site is er uitvoerig en kundig over geschreven. Het begint al met de discussie over de hoofdverantwoordelijke voor het rapport: Evert Jan Kruijswijk Janssen is gemeenteraadslid voor het CDA in Hilversum.

We wisten het wel, maar niet echt
Op een door de gemeenteraad gestelde vraag of het college hiervan op de hoogte was komt een merkwaardig antwoord “We wisten wel dat hij raadslid was, maar niet in welke gemeente.” In deze tijd van Google getuigt dit van een grote mate van onnozelheid. Wat mij nog meer verbaast ,is dat dit feit kennelijk ook niet door de onderzoeker ter sprake is gebracht .Die had toch aan het college de vraag moeten voorleggen of het misschien bezwaarlijk was dat hij raadslid in Hilversum was. Sterker nog hij had zijn baas moeten zeggen, dat de opdracht, gelet op de gevoeligheid Wijdemeren-Hilversum, door een collega uitgevoerd had moeten worden. Ik ga er vanuit dat dit allemaal niet gebeurd is en dat we vast kunnen stellen dat naast de naïveteit van het college de politiek- bestuurlijke antenne van dit bureau te klein is. Dit bureau dat zo feilloos weet te ontrafelen wat er allemaal fout is bij gemeenten heeft zich kennelijk niet beseft hoe dom het was een gemeenteraadslid in de gemeente Hilversum een onderzoek bij de buren te laten doen. Je moet in dit opzicht alle schijn vermijden.
Deugt het onderzoek om die reden niet? Dat gaat mij te ver. De opdracht was niet bijv. de politieke vraag of gelet op de omstandigheden de gemeente zelfstandig verder kan. De vraag was of de ambtelijke organisatie van de gemeente Wijdemeren zich na de struktuurwijziging in 2017 ontwikkeld heeft en de ambtelijke organisatie voldoende toegerust is om binnen de gewijzigde context de ambities van de gemeenteraad, het college en de organisatie waar te maken.
Vernietigend oordeel
Het eenvoudige antwoord is nee. Het rapport geeft een vernietigend oordeel over het functioneren van het ambtelijk apparaat, maar vooral in de aansturing daarvan. De oplossing van die problemen wordt gezocht in de opstelling van een verbeterplan. Onder de ambtelijke verantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris die de eindverantwoordelijk voor de ontstane puinhoop is en de burgemeester die het bestuurlijk allemaal heeft laten gebeuren die in de pers heel optimistisch beweerde dat het allemaal in orde komt. De hele managements santenkraam wordt uit de kast gehaald. Want arme lezers de gemeenten zijn in hun hulpeloosheid in handen gevallen van de organisatieontwikkelaars, die behalve goede rekeningen kunnen schrijven altijd wel een organisatiemodelletje in de voorraad hebben .De oplossing is: kwaliteitssysteem, werkprocessen eisen ,toetsingscriteria, implementatie van waarden en principes, competenties enz. Helaas lees ik nergens het gebruik van het gezonde verstand. Besturen wordt op deze manier teruggebracht tot vooral een technische klus uit het management boek.
Aansturing College
Laat ik een eenvoudig voorbeeld uit het rapport geven .Dat gaat over de aansturing. Het rapport stelt dat de collegeleden een beperkte rol hebben bij het opstellen van de adviezen van de medewerkers aan het College. Voorafgaande aan het opstellen van de stukken is het ongebruikelijk dat een collegelid een “startgesprek” heeft met de ambtenaar. De portefeuillehouders krijgen de stukken pas in een ver gevorderd stadium en de collegeleden passen om die reden slechts marginale veranderingen toe. Ik viel bijna letterlijk van mijn stoel toen ik dit las. Het staat er echt! Dat betekent dat er geen bestuurlijke aansturing en overleg is over de te produceren stukken. Maar het portefeuillehouders overleg is de kern van het lokale bestuur! Geen burgemeester, geen wethouder, geen gemeentesecretaris heeft dit kennelijk opgemerkt, terwijl als je even nadenkt besef je hoe essentieel is. De functionaris P en O hoort pas na afloop van het jaar hoeveel geld er aan personeelsposten is uitgeven.
De raadsleden moeten echt kritisch naar dit rapport kijken en op zich in laten werken welke tekortkomingen er beschreven worden. Weer een verbeterplan en over een of twee jaar weer een onderzoek. Maar als bestuurders en de leiding van de organisatie zo weinig kaas hebben gegeten van het besturen van een gemeente komt het echt niet meer goed. Daarom moet het rapport niet in de prullenbak, maar goed gelezen worden. Dat de onderzoekers niks over de toekomst zeggen is heel eenvoudig te beantwoorden: het stond niet in hun opdracht!
Ik ben blij met de nuance die Wim Kozijn in het debat over het rapport van Necker van Naem aanbrengt. Het rapport legt de vinger op de zere plek en stelt vast waar het in de verhouding tussen college, raad en ambtelijke organisatie mis is. Je kunt je (terecht) afvragen of degenen die (mede) debet zijn aan de ontstane situatie ook degenen zijn van wie de oplossing te verwachten valt. Maar dat geldt voor leden van het college, de raad en het (management van het) ambtelijk apparaat.
Natuurlijk kun je naar aanleiding van het rapport een bombardement van (technische) vragen op het college afvuren. Maar daarmee neem je de oorzaak niet weg.
Primair moet nu de onduidelijkheid uit de relatie tussen de drie gremia gehaald worden en moeten heldere ambtelijke lijnen worden uitgezet. Het management van de ambtelijke organisatie moet voor haar mensen gaan staan en de politiek heldere keuzes voorleggen. Als dat niet gebeurt houdt deze onrust aan. Het management moet een steviger gesprekspartner worden van het college, want dat zijn ze nu onvoldoende. De organisatie is uit balans en de observaties en het advies daarover van Necker van Naem zijn helder en juist.
Met beperkte middelen zullen de komende tijd aan de voorkant heldere bestuurlijke (en politieke!) keuzes gemaakt moeten worden over waar de organisatie aan gaat werken. Nu ontbreken die keuzes en gaat de organisatie alle kanten op. Het loont inderdaad de moeite het rapport nog eens goed te lezen.