Arme wethouder Joost Boermans. Als vervanger van zijn zieke collega Jan-Jaap de Kloet (20 september gaat deze weer aan de slag) moet Boermans woensdagavond met de raadscommissie ruimte en economie aan de kersen over het aangepaste voorstel om een stuk gemeentegrond aan de Molenmeent te verkopen ten behoeve van woningbouw. Ook in aangepaste vorm rammelt dat voorstel vervaarlijk.

Medelijden met Boermans lijkt me overdreven en onnodig, maar een beetje mededogen is misschien wel op z’n plaats. Want tijdens eerder beraad over het Molenmeent-plan – eerst met de raadscommissie, vervolgens met de gemeenteraad – kwam De Kloet er niet uit, hoewel het onderwerp tot zijn portefeuille behoort. En nu wordt Boermans als invaller geacht het aangepaste voorstel te verdedigen, terwijl dat nog steeds ferme vragen oproept.
Woningen bouwen
Eerst even in het kort de hoofdlijn van het oorspronkelijke en het aangepaste voorstel. In Nieuw-Loosdrecht, langs het begin van de Molenmeent (gezien vanaf de rotonde bij de Rading aan de rechterkant) bezit de gemeente zo’n zevenduizend vierkante meter grond. Het college wil daarvan 4.800 vierkante meter verkopen aan de hoogst biedende ontwikkelaar. Die mag er (vrije sector-)woningen bouwen.
Omdat het oorspronkelijke voorstel onduidelijkheden bevatte waarover De Kloet geen klaarheid kon scheppen verwierp de gemeenteraad het op 8 juli. Vóór het voorstel stemden coalitiepartijen DorpsBelangen en CDA, tegen waren niet alleen de oppositiefracties De Lokale Partij en PvdA/GroenLinks, maar ook coalitiepartijen VVD en D66.
Duidelijkheid?
Nu ligt er dus een aangepast voorstel, waarmee het college ongetwijfeld meent de onduidelijkheden weg te nemen. Of de fracties dat ook zo zien, zal moeten blijken. Maar wie er als buitenstaander naar kijkt, ontkomt niet aan de conclusie dat er op twee belangrijke punten het nodige aan schort.
Ten eerste de voorgenomen bebouwing. Die valt uiteen in twee stukken: woningen op het linker deel van het perceel (het verst van de rotonde) en woningen op het rechter deel. Aanvankelijk was onduidelijk wat voor woningen waar moeten komen. Dat is nu gerepareerd. In het aangepaste voorstel staat dat op het linker deel gestapeld zal worden gebouwd (appartementen dus), maximaal drie verdiepingen hoog. Op het rechter deel moeten ‘grondgebonden’ woningen komen met maximaal twee verdiepingen plus een kap.
Maar er staat nog meer. Zoals: ,,Het linker gedeelte van het bouwvlak heeft een bebouwingspercentage van 35%’’. Het wordt dus niet helemaal dichtgemetseld met stenen, maar bijna twee derde blijft open (met groen). Ook in het oorspronkelijke voorstel stond dat al.
35 procent? 25 procent?
Het rechter gedeelte is een ander verhaal. In het oorspronkelijke voorstel stond dat dit een bebouwingspercentage krijgt van 25. In het aangepaste voorstel is dat opgehoogd naar 35 procent (even veel als het linker gedeelte dus). Dat wil zeggen: zo staat het in de tekst van het raadsvoorstel. Maar in de bijbehorende ‘Stedenbouwkundige randvoorwaarden locatie Molenmeent’ (een kaartje, zie hieronder) staat nog steeds het bebouwingspercentage 25. Hoe zit dat? Klopt het kaartje niet? Of klopt het raadsvoorstel niet?

Als de raad ‘ja’ zegt tegen het voorstel, dan is dat inclusief ‘de stedenbouwkundige randvoorwaarden (. . .) zoals in bijlage I weergegeven’ (beslispunt 2). Dus dan besluit de raad tot een bebouwingspercentage van maximaal 25, terwijl de bedoeling vermoedelijk 35 procent is. Het is dus niet alleen heel slordig van burgemeester en wethouders om dit zo aan de gemeenteraad voor te schotelen, het kan er ook toe kunnen leiden dat de raad tot iets anders besluit dan de bedoeling is. Over gemeentelijke bestuurskracht gesproken . . .
Eigendom grond
En dan is er nog een tweede punt in het aangepaste voorstel dat zorgt voor vraagtekens. Voor een goed begrip ook hier even snel terug naar het oorspronkelijke voorstel. Punt 1 daarvan luidde: ,,Verkoop van het perceel kadastraal bekend als Loosdrecht, sectie C, nummer 6852 ter grootte van circa 4800 m2 (…).’’ Daarover liet een echtpaar dat naast het plangebied woont een brief schrijven door advocate Erika Samuel Brusse. Kort samengevat was haar boodschap: ‘Van de grond die u wilt verkopen is een deel helemaal niet van de gemeente, maar krachtens verjaring al heel lang eigendom van mijn cliënten’.
Over het aangepaste voorstel toont de advocate zich in een nieuwe brief aan de gemeenteraad verbaasd: ,,Aan uw Raad wordt nog steeds voorgesteld om het volledige perceel te verkopen terwijl dit perceel niet volledig in eigendom is van uw gemeente (. . .) Al voordat cliënten hun woning met tuin kochten hoorde deze strook bij de tuin en zij hebben dit inmiddels al ruim 40 jaar in bezit. Voor (bevrijdende) verjaring is een periode van 20 jaar voldoende.’’
Vernietigend oordeel

Toen deze kwestie en de eerste brief op 30 juni aan de orde kwamen in de raadscommissie ruimte en economie bleek wethouder De Kloet van niets te weten. Hij had de brief niet eens gelezen. Inmiddels is er bij de gemeente wél naar gekeken. Het college waagt zich er niet aan uit te spreken of de claimende buren gelijk of ongelijk hebben. In het aangepaste raadsvoorstel staat wel: ,,De procedure omtrent verjaring is opgestart’’. Wat het college daarmee precies bedoelt, is onduidelijk. Wordt de zaak nader uitgezocht? Wordt een rechter ingeschakeld? Of een ander scheidsgerecht? Geen wonder misschien, die nogal mistige formulering, want zoiets gebeurt vaker. Niet voor niets oordeelde de Wijdemeerse rekenkamer eind vorig jaar nogal vernietigend over de kwaliteit van voorstellen die het college aan de gemeenteraad voorlegt. Recent deed ook adviesbureau Necker van Naem daarover een duit in het zakje.
‘Geen invloed’
Hoe dat ook zij, het college meldt nu in het raadsvoorstel dat het betwiste eigendom ‘maximaal 600 m2’ grond betreft. En wat nu als de buren gelijk hebben en die grond niet van de gemeente is? In het aangepaste voorstel stelt het college: ,,(Dan) zal de 600m2 in mindering gebracht worden op het te ontwikkelen perceel. Voor de woningen zou dit betekenen dat de percelen op dit gedeelte 5m minder diep zijn. Dit heeft geen invloed op de realisatie van de ontwikkeling.’’
Daarmee weet advocate Samuels Brusse wel raad. Om te beginnen schrijft ze dat ‘het nog maar de vraag’ is of het gaat om ‘maximaal’ 600 vierkante meter, want ‘dit kan best groter zijn’. Nou ja, dat moet ze met de gemeente maar uitknobbelen. Verder wijst ze erop – en dat is veel belangrijker – dat het niet zo eenvoudig is als het college het voorstelt, namelijk dat er eventueel simpelweg vijf meter van de woningpercelen wordt afgehaald (de strook grond die de buren claimen is zo’n vijf meter breed, RF). Daarin heeft de advocate gelijk. Er mag van de grond immers hooguit 35 (of 25???) procent worden bebouwd. Als kavels kleiner worden, slinkt dus ook het oppervlak dat mag worden bebouwd.
Minder geld voor gemeente
De advocate laat het daarbij, maar haar juiste observatie heeft een belangrijk gevolg. Als de ontwikkelaar die de grond mag kopen (de hoogste bieder) minder grond ter beschikking krijgt, kan hij daarop automatisch minder grote woningen bouwen. Die woningen brengen dus minder op. Gevolg: de ontwikkelaar zal voor de grond minder willen betalen dan waarop de gemeente nu hoopt (al is er, en dat is logisch, geen verwachting over de opbrengst openbaar gemaakt). En dat in een gemeente waar het geld toch al niet tegen de plinten klotst. Dus hoezo ‘dit heeft geen invloed op de realisatie van de ontwikkeling’?!
Zeker, ook op wat minder grond kunnen nog steeds woningen verrijzen. Als het college uitsluitend dat bedoelt, dan klopt het zinnetje over ‘geen invloed’. Maar in dat geval verdonkeremaant het college wel de financiële gevolgen: kleinere dus goedkopere woningen dus minder grondopbrengst voor de gemeente. Bovendien ontvangt de gemeente, als de cliënten van advocate Samuels Brusse gelijk hebben, geen geld voor die 600 (of iets meer) vierkante meter van de buren. Er is dan dus sprake van een dubbele financiële domper.
Doodzonde, misleiding, oliedom
Dat het college deze financiële risico’s niet aan de raad meldt, betekent dat de raad onvolledig wordt geïnformeerd. Dat vergrijp staat in het rijtje politieke doodzonden dat het Nederlandse democratische bestel kent.
Dat onvolledig informeren doet het college kennelijk bewust, want over het ‘geen invloed’–zinnetje is ongetwijfeld nagedacht, mogen we toch aannemen. De vervelende gedachte dringt zich dan ook op dat hier sprake is van misleiding van de gemeenteraad. Kwalijker kan een college zich niet gedragen.
Maar laten we voor de zekerheid toch een klein muizengaatje openhouden voor de mogelijkheid dat over de ‘geen invloed’-zin níét is nagedacht, althans niet goed genoeg. Dan is er nog steeds sprake van het onvolledig informeren van de raad, maar niet van bewuste misleiding. Gezien het eerdere getouwtrek over het Molenmeent-plan is dat dan wel oliedom van burgemeester en wethouders.
Alles overziend kan het nog steeds een goed idee zijn om aan de Molenmeent tot woningbouw te komen, of misschien juist niet – het oordeel daarover is aan de gemeenteraad. Maar het gerommel met dit voorstel werpt toch wel een flinke schaduw, niet eens zozeer op het woningbouwplan zelf als wel op het optreden van burgemeester en wethouders.
Onder de streep resteert de vraag wat erger is: een college dat de raad onvolledig informeert, een college dat de raad misleidt of een college dat oliedom opereert.
Bij de stukken voor de raadsvergadering van 16 september zit (op dit moment) hetzelfde voorstel als in de commissievergadering eerder deze maand besproken is.
Van de discussie in de commissievergadering zie ik niets terug. Er is zelfs niet de moeite genomen om de opvallende rekenfout rond de grootte van de perceel-delen uit het voorstel te halen.
Blijkbaar was de commissievergadering er één voor de bühne. Een vertoning die goed doet aan ‘vertrouwen’ in de gemeente, en het in dit artikel gesignaleerde vooral bevestigt.
Bovenop de waarschijnlijk niet te bebouwen=verkopen 5 m strook grond dreigt nog een wellicht “vergeten” aspect. Daardoor kan die 5 ineens minimaal 10 m worden als mijn redenering klopt.
Bestemmingsplannen kennen onderling het begrip richtafstand. Op een camping moet bijvoorbeeld minimaal 5 m afstand blijven tussen 2 caravans om doorzicht te houden. Had bij correct toepassen véél meer zicht op de Plassen kunnen betekenen? Speelt nu ook bij verkoop van het restgebied Dennenlaan!
Zie over hoe dit werkt: https://www.jurable.nl/blog/2020/07/31/afwijken-en-meten-van-richtafstanden-hoe-zit-dat-precies/